Inleiding
Angst speelt continue een rol in ons leven. De toekomst is onzeker, we weten niet hoe onze wereld er over 5 minuten uitziet, of over een jaar. We weten niet hoe een ander gaat reageren op wat we doen, of op een artikel dat we schrijven. Om enig houvast te hebben maken we inschattingen op basis van eerdere ervaringen. Maar, zoals de slogan zegt: ‘resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’. Relationeel speelt angst ook altijd mee. Is het niet de angst om nergens bij te horen, dan is het wel de angst dat we opgaan in de groep en we onze individualiteit verliezen. Is het niet de angst dat we een taak niet aankunnen, dan is het wel de angst om die taak uit handen te geven. Enerzijds lijken we niet zo blij te zijn met angstige gevoelens en gedachtes, we ervaren ze als ‘lastig’. Anderzijds lijken we ernaar op zoek: achtbanen, bungeejumpen, spannende films kijken, zijn bezigheden die doen vermoeden dat angst voelen ook in een behoefte voorziet. Bij een haptotherapeut kloppen regelmatig cliënten aan met een hulpvraag die gerelateerd is aan angst. In dit artikel beschrijven we onze visie hierop en geven we een inkijkje in hoe wij onze cliënten begeleiden.
De componenten van een emotie
Wanneer we spreken over een emotie, dan bedoelen we het samenspel van gedachtes, beleving en bewegingen, dat ertoe leidt dat we iets als kwaad, bang, verdrietig, of blij labelen. Dit complex wordt geactiveerd door waarneming(en): extern in onze omgeving, of intern door bijvoorbeeld een gedachte die opkomt. Waarnemen leidt tot emotie(s), en emoties leiden tot expressie en daarmee tot gedrag. We concluderen dat we bang, verdrietig, boos of blij zijn op basis van: • fysieke bewegingen die we voelen. Intern zijn dat bewegingen als hartkloppingen, duizelig worden, blozen e.d. Extern zijn dat de bewegingen die we maken t.o.v. de buitenwereld: bijvoorbeeld dat we naar achteren bewegen of inzakken. • onze beleving. De waarneming kan (on)lustgevoelens of (on)behagen oproepen. • interpretaties en associaties die we maken. We leggen bijvoorbeeld causale verbanden tussen wat we bij ons zelf ervaren en cues in de omgeving.
Emoties en hun kwaliteiten
Een emotie heeft een herkenbaar bewegingspatroon, een bepaalde manier van denken, een specifieke manier van voelen. We denken, voelen en doen anders wanneer we bang zijn, dan wanneer we blij zijn. Elke emotie speelt een belangrijke rol in ons leven, we hebben ze allemaal nodig. Kwaadheid leidt tot actie en is de motor voor onze daadkracht. Verdriet maakt dat we even stilstaan, iets binnen laten komen, waarde toekennen. Blij biedt kansen om te genieten, te spelen met mogelijkheden, om te vieren. Angst maakt dat we opletten, onszelf niet beschadigen, niet in zeven sloten tegelijk lopen. Emoties brengen een bepaalde energie en gerichtheid mee die ons helpt in de opgaven waar we voor staan.
Angst als remmer van andere emoties
Emoties komen qua intensiteit in diverse gradaties voor. Ze kunnen minimaal aanwezig zijn,
nauwelijks herkenbaar. Ze kunnen ook heftig zijn, ons overspoelen, ons de regie ontnemen over wat we aan het doen zijn. En alle gradaties daartussenin. Angst kan zich uiten in voorzichtigheid, oplettendheid, een beetje remmen, maar ook in bevriezen, rücksichtslos gedrag, fobieën en dwangneuroses. Wanneer een reële angst groter wordt, kan de kwalitatieve functie omslaan in een nadeel en kan zich een stoornis ontwikkelen. Angst scoort hoog als emotie waarvan mensen nadelen ervaren. Niet alleen als emotie op zich, maar ook als remmer van andere emoties. Want angst kan voor de deur van kwaad gaan liggen: angst om kwaad te worden (bang dat je jezelf niet meer in de hand hebt), angst om lief te hebben (bang voor het verlies van het dierbare), angst voor verdriet (bang om overspoeld te raken). En last but not least is er ook nog de angst voor de angst. Angst om zo bang te worden dat ons functioneren eronder leidt; bang om in paniek te raken of een black-out te krijgen.
Hoe laveren we tussen vriend en vijand?
Ofwel hoe komen we (niet) in de schaduwkant van de angst terecht? Op enig moment ervaren we in een situatie angst, het overkomt ons. Dat gaat gepaard met vegetatieve reacties, zoals zweten, trillen, duizeligheid, flauwvallen. Er kan een paniekaanval volgen of een black-out. De schrik zit er letterlijk in. Deze ervaring kan meer of minder wegebben, maar is wel in ons systeem opgeslagen, mogelijk ook nog samen met de angst dat het weer gebeurt. Een volgende keer is het dan niet de nieuwe situatie die angst oproept. Het ‘nieuwe’ wordt gekoppeld aan de angstige belevenis van destijds. Allerlei triggers kunnen die angst van dat ene moment weer levendig maken in deze nieuwe situatie. De ‘oude’ ervaring is er en die blijft. Het goede nieuws is dat deze ‘overschreven’ kan worden door nieuwe positievere ervaringen. Het aangaan van datgene wat eerder de angst veroorzaakte is daarom een belangrijk element in het helingsproces. Vermijden van triggers leidt eerder tot het vergroten van de kans dat de angst ontspoort. Met een kind dat een monster onder het bed vermoedt, kun je maar beter op zoek naar die monsters, dan te verhuizen naar een andere kamer. Nieuwsgierigheid, de tegenhanger van angst, kan hierbij helpen. Angst genereert in eerste instantie een belemmering; we gaan remmen, vermijden, bevriezen. Maar juist omdat we belemmeringen en beperkingen tegenkomen in het leven, worden levensdrift en ontwikkeldrang aangewakkerd. Leren vindt plaats in een spanningsveld tussen angst en nieuwsgierigheid.
Angst kent verschillende uitingsvormen
We gaan ervan uit dat een emotie niet geïsoleerd voorkomt. Wanneer er sprake is van angst, spelen ook andere emoties een rol. Deze bepalen mede hoe angst wordt ervaren. Angst kun je zien als de hoofdmotor, de overige emoties zijn stuurrakketten die richting en intensiteit vormgeven. Tegelijkertijd één van de redenen waarom angst er bij iedereen anders uitziet. Boos en angst samen maken een vechter. De hogere grondspanning van boos en gevoelens van iets ‘machtig’ zijn, zorgen ervoor dat iemand over de angst heen stapt en uithaalt. Verdriet en angst samen maken een vluchter. De lagere grondspanning en onmachtige gevoelens leiden eerder tot een ontwijktactiek. De freeze-variant zit daartussenin. Hier wordt er voortdurend afgewogen: vechten of vluchten? Kan ik wel, kan ik niet, durf ik wel, durf ik niet? We beschrijven hieronder van deze drie beelden summier de gedragspatronen met een aantal kenmerkende expressies in denken, doen en voelen. Het zijn algemene beelden, de vele variaties laten de uniciteit van de persoon en diens mogelijkheden zien. Wij maken een onderscheid tussen angst binnen het gedragsprofiel en angst als momentane
emotie. We schrijven in dit artikel over cliënten die in de grond angstig zijn, die een angstprofiel hebben verworven in het leven (deels aangeboren, deels aangeleerd).
In alle patronen waarin angst de dominante emotie is, zien we in de houding ten opzichte van de buitenwereld overwegend een achter balans. Er is een beweging terug van datgene wat in de omgeving wordt waargenomen. Ook is er een convergentie (smalle gerichtheid) in het voelen. De voelsprieten zijn gericht op gevaar en risico’s.
Angst die zich uit als ‘freeze’ , ziet er als volgt uit:
Er is weinig beweging te zien. Iemand verstijft, net als een konijntje dat wordt gevangen in de lichtstraal van een auto: de beweging is er wel, maar uiterst klein. De spanning in antagonisten en agonisten is dermate groot, dat bewegingen kleine trillingen zijn geworden. De adembeweging stokt en is nauwelijks zichtbaar. De stem klinkt zacht en monotoon. Ook het denken is verstijfd; de denkbewegingen zijn klein. Een kleine ‘ja’ wordt een snelle ‘nee’ of andersom. Er wordt voortdurend afgewogen, van de ene naar de andere gedachte gehopt. Alternatieven worden niet uitgewerkt. De beleving wordt gekenmerkt door gespannenheid, angst en alertheid. Allemaal nodig om, wanneer het gevaar groter wordt, razendsnel een richting te kunnen kiezen: vechten of vluchten.
Angst die zich uit als ‘fight’, ziet er als volgt uit:
Er is een hoge grondspanning. Het bovenlijf wordt breed gemaakt, er zijn vaste punten: armen of benen worden bijvoorbeeld over elkaar geslagen. Vanuit de achter balans kan razendsnel een strakke, rechte beweging naar voren komen. Er is een dominantie van de borstademhaling met nadruk op de inademing. De stem klinkt staccato, met nadrukken en er zijn stellende uitspraken. Kaken en nek worden strak en stilgehouden. Het denken is standvastig en vasthoudend aan een eigen idee, mening of lijn. Standpunten worden ingenomen en discussie volgt. Er is gerichtheid op wat er niet klopt aan wat een ander zegt of doet. De beleving wordt gekenmerkt door alertheid en een zich sterk en krachtig voelen.
Angst die zich uit als ‘flight’, ziet er als volgt uit:
De schouders hangen wat af, de romp is ingezakt onder het borstbeen. In de houding is vaak een draai in het lichaam te zien, wat ‘snel wegwezen’ mogelijk maakt. Aan de buitenkant lijkt de grondspanning laag, maar intern is de spanning hoog; er is alertheid en oplettendheid. De ogen bewegen snel heen en weer, de nek wordt strak en stilgehouden. De stem klinkt zacht, kan vragend of een beetje klagend klinken. De woorden ‘moeten’, ‘schuld’, en ‘moeilijk’ komen vaak langs. In de beleving spelen schuldgevoel, onmacht en wantrouwen een rol.
Therapeutische interventiemogelijkheden
In het omgaan met angst blijkt dat cliënten meestal één route kennen en nemen: ze bewegen naar het angstopwekkende toe, ze doen niks of ze bewegen ervan af. Dit biedt kansen voor therapeutische interventies, want we kunnen hen alternatieven laten ervaren.
Volgorde van interventies
Wij richten onze interventies in eerste instantie op bewustwording. Tenzij er sprake is van een crisissituatie, dan zorgen we eerst voor rust, zodat er een leerklimaat is. We maken de client bewust van zijn manier van denken, voelen en bewegen. Daartoe voeren we gesprekken, doen we beweegvormen en raken we aan. Na bewustwording trainen we in het lopen van een andere route dan het pad dat de client zelf kiest. Het automatische verloop van het angstpatroon wordt hiermee doorbroken. Dat lijkt simpel, ware het niet dat veranderen van gewoontepatronen veel inzet, herhaling en oefening vraagt. Wanneer de cliënt dit onder de knie heeft, maken we het een beetje moeilijker, omdat onder druk het oude patroon vaak weer tevoorschijn komt. In de laatste fase gaat de client het geleerde toepassen in het dagelijks leven.
Mogelijke interventies gericht op denken
Angstige mensen zijn bang voor hun onmacht. Daarom gaan we met hen op zoek naar gereedschap wat helpt om weer macht over een situatie te krijgen. Een voorbeeld: M. is angstig voor (bloed)prikken en heeft last van flauwvallen daarbij. Ze kan haar grip op de situatie vergroten door bijvoorbeeld: te vragen om extra tijd, overleggen met de verpleger over hoe te handelen, of door alvast te gaan liggen, zodat ze niet meer kan vallen. Op die manier neemt het gevoel van macht toe. M. zorgt zelf voor randvoorwaarden waardoor ze zich minder overvallen voelt. Angstige mensen praten en denken veel in abstracties. Op abstracties is moeilijk grip te krijgen en ze zijn moeilijk te oefenen, waardoor veranderen lastig wordt. Concretiseren helpt: waar is iemand bang voor? hoe verloopt het proces, wat zijn triggers, hoe vaak, waar, wanneer, met wie? In de situatie van M.: is de angst gericht op de prik of op het flauwvallen? Zou het anders zijn als ze zelf zou prikken? Is ze nog onderzoekend naar wat haar overkomt of staat de aanname ‘ik ga flauwvallen’ al vast? Hoe concreter de elementen, hoe meer grip wordt ervaren, des te meer mogelijkheden. Vervolgens gaan we daadwerkelijk in het hier en nu oefenen. Wij vogelen samen met de cliënt uit welke aanpak helpt. We onderzoeken hoe de cliënt zelf een actieve rol kan nemen in het betrekken van de omgeving bij deze aanpak. M.: “Artsen denken vaak dat het helpt om concrete informatie te geven over wat ze doen. Mij helpt dit juist niet, ik word daar banger van. Liever heb ik afleiding, van bijvoorbeeld muziek. Bij de tandarts vraag ik bijvoorbeeld of de radio wat harder aan mag.” Het belichten van de kwalitatieve kanten van angst is ook een belangrijke stap. Kan iemand de ‘vriendkant’ van angst weer zien en ervaren? Daarnaast is weten dat je niet de enige bent met angst, dat je niet raar bent, dat ieder mens bang is en moet zijn, ook helpend. Er is alleen iets gebeurd waardoor angst met je op de loop is gegaan.
Mogelijke interventies gericht op voelen
Toelaten en uiten van angstgevoelens blijkt te helpen. Niet bang willen of mogen zijn, is de meest veel belovende route om wél bang te worden. Iemand van angst af willen helpen werkt averechts. Juist het toelaten van angstgevoelens biedt kansen om de positieve kant ook (weer) te ervaren. Vaak heeft de dominantie van angst te maken met het minder kunnen tappen uit de vaatjes van andere emoties. De balans binnen de gevoelswereld is verstoord. Het ervaren en mobiliseren van andere emoties kan de balans herstellen en angstgevoelens relativeren. Gevoelens van
kwaadheid meer ruimte geven kan gevoelens van onmacht nivelleren. Gevoelens van verdriet (h)erkennen, kan de ervaren spanning verminderen. Aandacht geven aan blije gevoelens, kan de motoriek van de angst beïnvloeden. Het fenomeen van het eerste deel van het drieluik biedt cliënten met angstgevoelens veel houvast. In angst zijn ze geneigd zich te isoleren. Hen leren om mét angstgevoelens verbinding te houden met de wereld om zich heen, geeft weer bewegingsvrijheid en ruimte. Maar ook bezig zijn met de beleving van het lichaam (deel 2) en de interactie (deel 3) zijn waardevolle interventies. Met behulp van aanraken kunnen we cliënten hier zinvolle tools mee aanbieden.
Mogelijke interventies gericht op bewegen
Wanneer we weten welke voorkeursbeweging een client heeft, gaan we hem leren om meer te variëren in de reactie op datgene wat de angst oproept. Zodoende raakt de client minder gevangen in de angst. We kijken naar hoe de cliënt feitelijk beweegt. Als we bijvoorbeeld zien dat een cliënt stelselmatig achteruit beweegt, vragen we hem eens naar voren te bewegen. Is hij gestopt met bewegen? Dan sporen we hem aan om vooral te blijven bewegen. Zien we veel neurotische beweginkjes? Dan vragen we hem de handen en voeten eens stil te houden: wat gebeurt er dan met de angstgevoelens? Het principe is dat we cliënten vragen iets anders te doen dan ze gewend zijn. Ook het inzetten van de motoriek die kenmerkend is voor een andere emotie beïnvloedt de angst. Bijvoorbeeld bij het lopen: een ander tempo, een ander ritme van bewegen en een andere paslengte beïnvloeden de beleving van angst.
Concreet, simpel en kleine stappen Samenvattend onze uitgangspunten in de begeleiding van cliënten met hulpvragen rondom angst: • concreet maken wat de angst triggert en hoe het proces verloopt;
• concreet maken van andere (oefen)mogelijkheden;
• daarin simpele, kleine stappen maken, die zijn minder eng en bieden meer kans op succes ervaringen;
• aanbieden van handvatten die leiden tot herstel van machtig zijn;
• veel ervaringen opdoen met de fenomenen van het drieluik (al dan niet met druk).