Artikel over adem

Inleiding

Je kijkt naar een baby’tje en kunt niet goed zien of het ademhaalt. Of: je ligt naast een slapende partner die even stopt met ademen (apneu). Je wordt alert, spanning bouwt zich op en zelf hou je ook de adem in. En dan: de opluchting wanneer het spiegeltje beslaat dat je voor het mondje houdt, of de zucht wanneer met een grove snurk de adem van je partner weer op gang komt.  Realiseer jij je dat je zelf even niet of minimaal geademd hebt? Dat jouw ademhaling weer opstart nadat je de bevrijdende adembeweging bij de ander hebt waargenomen?

 

Je ademt de ander in of uit

Net zomin als je niet kunt niet-communiceren (Watzlawick), kun je ook niet niet-ademen. Niet-ademen en niet-communiceren zijn onverenigbaar met leven. Mensen beïnvloeden continu elkaars adembeweging, daar is geen ontkomen aan. Ook jouw cliënt heeft invloed op jouw adembeweging. Zodra er contact is, of dat nu telefonisch is, via het geluid van de deurbel, via de klank van de voetstap of via de stem van je cliënt, vindt er een verandering plaats in jouw beweging, in jouw beleving, in jouw gedachtes. En het eerste wat zich openbaart, is een verandering in je adembeweging. Het is basale uiting van wat je voelt in de ontmoeting met de ander: je ademt de ander in of je blaast de ander weg.  Hoe miniem deze verandering ook is, je reageert. Je synchroniseert met de adembeweging van de ander of je blokkeert. Je kunt je wel onttrekken aan deze voorbewuste reactie wanneer je daarvan bewust wordt. Je kunt je reactie dan bijvoorbeeld dempen of omkeren.

 

Synchroniseren

Wanneer je gevoel hebt voor je client synchroniseert jouw adembeweging richting de ademhalingsdynamiek van je cliënt. Bij een cliënt met een heel kleine bewegingsuitslag in de adembeweging, neig je als begeleider ook zelf je adem in te houden. En als iemand zich ‘oppompt’, kun je zo maar mee gaan in die adembeweging en dan is het niet verrassend als je vervolgens met elkaar in een competitieve sfeer terecht komt. Je kunt je daaraan onttrekken door je dit bewust te zijn en meer je eigen ademdynamiek te behouden.

 

Een cognitieve insteek

Er is een hoop ‘vastheid’ in problematiek rondom adem. Hyperventileren, benauwdheid en kortademigheid kenmerken zich bijvoorbeeld vaak door een grote patroonmatige hardnekkigheid. Omdat zowel adempatronen als bewegingspatronen zo basaal in ons nerveuze systeem verankerd zitten, is het veranderen daarvan meestal verrekte moeilijk. Vaak wordt er voor een cognitieve insteek gekozen: oefenen met rustig ademhalen, concentreren op je buik, ontspannen. Dat gaat best redelijk als je niet wordt verstoord door iets of iemand om je heen, als de benauwdheid (en de angst) niet te groot zijn. Wanneer er iets onverwachts gebeurt of de druk neemt toe, komt het oude patroon van ademen weer terug. Deze reactie zit diep in onze hersenstam en is veel sneller en sterker dan onze cognitie.

 

Le corps connaissant

De gouden kans voor haptotherapeuten ligt erin het lichaam van de cliënt andere mogelijkheden van het ademen te laten ervaren, wat leidt tot een andere beleving. Want de bewegingen, gedachtes, gevoelens en als meest basale de adem van je cliënt, worden natuurlijk óók beïnvloed door die van jou. Wanneer jij langzaam ademt is de kans dat je cliënt ook wat langzamer gaat ademen groter dan wanneer jij gejaagd ademt. Zeker wanneer je ook nog eens een appel op je cliënt doet om zich meer bewust te zijn van dat hij jou kan voelen. Haptotherapeuten weten dat wanneer mensen meer voelend met elkaar omgaan, de adembeweging meer synchroon gaat verlopen. Dit fenomeen kun je in de haptotherapeutische begeleiding bij ademproblematiek toepassen. Deze invalshoek via de adem vraagt van de therapeut veel kennis en kunde en daarnaast de vaardigheid om vrij te blijven in de eigen ademsturing.

 

De essentie van adem is ritme, flexibiliteit in omschakelen, afwisseling tussen rust en inspanning: inademen is arbeid, uitademen is loslaten. Net als in de ritmiek van het dagelijks leven. Ieder mens heeft daarin zijn specifieke patronen en voorkeuren.

Ademen is:

  • voortdurende beweging. Wat buiten is komt binnen, en wat binnen is gaat naar buiten. Adem is niet gebonden aan onze lichaamsgrenzen;
  • vrije uitwisseling van zuurstof en koolzuurgas. Wanneer de hoeveelheid zuurstof in ons bloed niet voldoende is bij deze vrije uitwisseling, dan gaan we adem hálen, moeite doen, aan het werk;
  • een bron van informatie over jezelf en over de ander. Je ademhaling verandert onder invloed van interactie met de mensen om je heen. Die verandering kun je gewaarworden. Iemand die naast je zit te zuchten doet je, afhankelijk van je eigen patroon, mee zuchten of het roept irritatie op. Ook is het vrij bekend, dat als er in de groep iemand gaapt, dit een behoorlijke invloed heeft op anderen in de groep;
  • Dat wat we ademen is van iedereen. Via de ademhaling zijn we verbonden in heden, verleden en toekomst. We ademen voortdurend elkaars adem, maar ook de adem van onze voorvaderen. En eens zullen onze nazaten onze adem proeven;
  • Het is een vorm van bewegen die voorafgaat aan overige expressies. Met de adem reageren we in ‘a split second’. In een adembeweging is de directe expressie van een emotie zichtbaar;
  • de drager van je geluid. Stem is het resultaat van samenwerking tussen de klankkast (het lijf of delen daarvan), de stembanden en de adem. De adembeweging is de basis van non-verbale aspecten van de stem;
  • continu aan verandering onderhevig: zo wordt je manier van ademen bijvoorbeeld al anders zodra je er bewust op let.

 

Sturen of niet sturen?

De adem wordt vaak als aangrijpingspunt gebruikt om de beleving, de gezondheid of het welzijn van de mens te beïnvloeden. Technische aanwijzingen over de manier van ademhalen kennen we allemaal. Bij onrust of bij een oppervlakkige ademhaling gaat menigeen sturen op een lage buikademhaling. Daar is niks mis mee en daar kun je best rustiger van worden. Het heeft echter ook een nadeel, namelijk dat je de oorspronkelijke informatie die de adem je verschaft, verliest. Bovendien heeft het sturen van de ademhaling een isolerend effect. Je richt je namelijk meer op jezelf en verliest enigszins de verbinding met de buitenwereld. Iets wat in onze haptonomische begeleiding niet altijd gewenst is.

 

In de haptonomische begeleiding kiezen we ervoor om de ademhaling niet te sturen. Haptonomische geschoolde ademtherapeuten interveniëren op een indirecte manier, via het lichaam, waardoor er iets verandert in de ademhaling. In onze benadering gebruiken we real life training. We verzamelen informatie over hoe de cliënt met zichzelf en met last omgaat. Op basis daarvan bieden we iemand iets aan. Dat doen we niet via de mentale route, maar door het lijf iets te leren. We gaan uit van het lerende vermogen van het lichaam, van ‘le corps connaissant’ (Merleau-Ponty). Dat lichaam laten we ervaren hoe het om kan gaan met druk en waar de (of er) ruimte is.

 

De adem in de haptotherapie

Elke cliënt ademt op een voor hem of haar kenmerkende manier. In de adem representeert de cliënt zichzelf met zijn verleden, heden en toekomst. In principe is er altijd een mengeling van deze tijdsfactoren te zien. Je ziet de invloed van momentane emoties, maar ook laten emotionele gesteldheden die langere tijd duren hun invloed op de adem achter. Dat is zichtbaar in het grondpatroon van de adem. Dat laat zien hoe deze mens gevormd is in zijn leven tot nu toe.  Hoe hij zich handhaaft en staande houdt. Dat grondpatroon maken we zichtbaar in een grafische weergave van de adembeweging. Wanneer een patroon erg star is, is flexibel omgaan met de dingen in het leven van alle dag lastig.

Adem is net als water, het stroomt vrijelijk in alle hoeken en gaten van het lichaam, tenzij het belemmerd wordt. Als de belemmerde adembeweging een vast patroon is geworden, werken we aan het wegnemen van de belemmeringen en het opnieuw laten ervaren van vrijer ademen. We onderzoeken de vastheid van de patronen. Dat doen we door de cliënt mee te nemen in een ander ritme, een ander volume, een andere ademcurve; bijvoorbeeld met meer de nadruk op de uitademing. We maken gebruik van ademstimulerende en van adem remmende handelingen. We leren het lichaam iets nieuws en eigenlijk zeggen we niets over de ademhaling. Wel staan we steeds stil bij de (verschillen in) beleving.

 

Ademtherapie kun je zien als een op zichzelf staande therapeutische vorm. Kennis en vaardigheden met betrekking tot adem zijn ook te integreren in de haptotherapeutische aanpak. Dat kan vanuit twee invalshoeken:

  • Ter observatie: informatie verzamelen. Door ordening van informatie krijg je zicht op patronen en op de vraag hoe het ademsysteem gebruikt wordt. Deze informatie kun je gebruiken om inzicht te krijgen in de emotionele constellatie van iemand, als diagnostisch instrument.
  • Als invalshoek om veranderingsprocessen te ondersteunen. Non-verbale en verbale oefeningen, expressie en allerlei aanrakingsvormen zijn invalshoeken om verandering te ondersteunen. Gaat dat makkelijk of moeilijk, welke beleving brengt dat met zich mee? Vervolgens neem je waar of het ‘oude’ patroon weer snel terugkomt.

 

Ter illustratie: twee casussen uit de praktijk

Mieke kampt met chronische hyperventilatie

Het eerste wat opvalt wanneer Mieke haar verhaal vertelt, is dat haar adembeweging nauwelijks zichtbaar is. Ik zie kleine bewegingsuitslagen in het borstgebied. De frequentie is hoog. De omslagen tussen in- en uitademing zijn kort, met nauwelijks pauzes. Wanneer ik een ‘lastige’ vraag stel, zie ik dat de adem van Mieke even stokt en dat ze vervolgens de uitademing wat verlengt en de inademing verkort. Dit is een adembeweging die gerelateerd is aan een angstprofiel (flight). Deze informatie helpt mij richting te bepalen: ik kies ervoor om gedoseerde, kleine stappen met haar te nemen. Wanneer ik haar ga aanraken en ze op haar buik op de bank ligt, zie ik eenzelfde adembeeld. Ik merk dat mijn eigen adembeweging neigt te verschuiven richting de frequentie, diepte en vorm van die van Mieke. Ik schakel terug naar mijn eigen beweging. En ik merk dat ze volgt. Haar adem verdiept zich enigszins doordat ze mee gaat in mijn adembeweging. Ik vraag haar zich nog wat meer bewust te worden van wat ze voelt van mij en van de omgeving en bemerk dat haar adem zich verder verdiept. Ik ga daarbij net even langer door met mijn in- en uitademing op de momenten dat zij de andere kant alweer neigt op te gaan. Al doende leert haar lichaam een andere manier van ademen. Vervolgens ga ik het haar een beetje lastiger maken: onder druk, wat gebeurt er dan? Dat roept angst op. Vervalt Mieke dan weer in haar oude stijl van ademen? En ja hoor, het gebeurt. Ze trekt zich terug en haar adembewegingen worden weer kleiner. Door vervolgens een appel op haar te doen om mij te blijven voelen, kan ze ook onder druk verbinding leren houden met de omgeving en zodoende vrijer blijven ademen – ook mét angstgevoelens. Het vermogen om vrij te blijven ademen onder druk, trainen we in. Mieke heeft in de loop der tijd door haar wijze van ademen (en bewegen), een strakke romp gekregen. We gaan daarom ook aan de slag met het vrij maken van plekken in haar lijf waar de adem niet meer mocht komen. We maken samen delen los: de ribben, het borstbeen, en de wervelkolom. Strak geworden spieren gaan we weer aanspreken op souplesse en beweeglijkheid. Door het vrij maken van blokkades en door het ervaren van een andere adembeweging, kan Mieke flexibeler omgaan met de dingen die op haar afkomen. De angst hoeft niet weg, maar ze kan met meer souplesse reageren.

 

Sven is een marathonloper.

Hij is dusdanig getraind dat hij bij het lopen van lange afstanden zijn hart- en ademfrequentie laag kan houden. Het ademen gebeurt in een specifiek ritme; bijvoorbeeld drie tellen in en vijf tellen uit. Zolang hij zijn eigen tempo kan lopen, heeft hij een cadans die hem weinig moeite kost. Totdat… een concurrent hem voorbij komt lopen. De versnelling die Sven in moet zetten om mee te kunnen met zijn tegenstander, vraagt veel van hem. Het omschakelen naar een sneller bewegingstempo en naar een andere ademfrequentie blijkt heel lastig; de flexibiliteit mist. De gedachte komt op dat, als hij niet mee kan, hij de strijd gaat verliezen. Er is angst om ‘niet te kunnen’.  Deze angst heeft veel invloed op zijn adempatroon. Sven komt in een inefficiënte adembeweging terecht en raakt uitgeput. Sven is overigens in het leven van alle dag ook niet heel flexibel in interacties.

Met behulp van oefenvormen en aanraken kun je als haptotherapeut Sven helpen in het trainen van zijn flexibiliteit. Insteken via de adembeweging biedt veel mogelijkheden. Je kunt het lichaam van Sven leren om, mét angstige gedachtes, toch vrij te blijven ademen. Het is zinvol om flexibiliteit in omschakelen naar een ander adempatroon te oefenen met Sven. Je zet zijn adempatroon daartoe onder druk, eerst voorspelbaar zodat hij kan oefenen, en vervolgens ook onvoorspelbaar en onverwacht (op allerlei manieren). Dit oefen je niet door hem cognitief aan te spreken, maar door hem steeds mee te nemen in het vrijhouden van de benodigde adembeweging. Eigenlijk maak je het hem lastig en train je hem om, ook in lastiger situaties, zijn omgeving te blijven voelen en zijn adem vrij te houden. Je ondersteunt hem in het behouden van een adequaat adempatroon in verschillende situaties en op verschillende momenten.

Informatie over onze Masterclass ‘Binnenste Buiten’ kun je vinden op de website: https://www.haptocentrum.com/binnenste-buiten/

Literatuurlijst

  • Levenslust en levenskunst; F. Veldman; Van der Veer Media, 2007; ISBN 978-90-79166-02-2; Hoofdstuk 16 Adem en Emotie pag. 371 t/m 384.
  • Colleges van Frans Veldman uit de cursus Haptonomische ademtherapie in 1977.
  • Eutonie; Volkmar Glaser; Uitg. Karl F. Haug Fachbuchverlag (1993); ISBN-10: 3830406487; ISBN-13: 978-3830406488